Nadat Arjan Wemmers wist dat er een vliegtuigmotor in het land aanwezig was en hij toestemming had van de landeigenaar -meneer Bons- om deze motor te mogen bergen, nam hij contact op met de burgemeester en met de bergingsofficier van Defensie. Dit leverde (nog) niet het gewenste resultaat op en van een opgraving was nog geen sprake.
Een antal jaren later werd weer contact opgenomen met de burgemeester en toen was er inmiddels een nieuwe bergingsofficier in dienst bij defensie. Hij zag niet meteen aanleiding voor een berging, omdat er niet werd voldaan aan de drie criteria die staan om tot berging over te gaan:
- piƫteit nabestaanden (in het geval dat er nog stoffelijke resten op de bergingslocatie aanwezig zouden zijn)
- herbestemming van de locatie
- gevaarlijke situatie (niet ontplofte explosieven)
De bergingsofficier wilde echter wel meewerken aan een berging, omdat de burgemeester en Arjan Wemmers aangaven graag de op te graven motor wilde gebruiken voor een monument. Hieraan moest echter wel een grondig vooronderzoek vooraf gaan, waaronder het nemen van grondmonsters om vst te stellen dat de grond niet vervuild was. Ook diende de berging uitgevoerd te worden onder begeleiding van de bergingsofficier.
In maart 2015 zijn bodemmonsters genomen op de bergingslocatie. Hieruit bleek dat de grond niet vervuild was. Er kon en mocht dus worden over gegaan tot een berging van de motor.